e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begerig begerig: begêrig (Panningen) begeerig [SGV (1914)] III-1-4
beginnen te rijzen gaan: gɛjt (Panningen), rijzen: (het deeg) rīst (Panningen), werken: het deeg werǝkt (Panningen) De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.] II-1
beginvoor, -voren aanwerk: ānwɛrǝk (Panningen) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
begrafenis begrafenis: begraafnis (Panningen) begrafenis [SGV (1914)] III-2-2
begrip, besef belul: belūl (Panningen) besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] III-1-4
beitel beitel: bęjtǝl (Panningen, ... ) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] || De beitels die door de smid worden gebruikt zijn in het algemeen uit één stuk metaal vervaardigd, en hebben niet, zoals de beitels van de timmerman, klompenmaker, kuiper, etc., een hecht van hout of kunststof. Al naar gelang van de werkzaamheden, verschilt ook de vorm van de beitel. Beitels worden onder meer gebruikt voor het weghakken van bramen en lasslakken, voor het doorhakken van bouten, voor het splijten en doorhakken van metaalplaat en voor het aanbrengen van groeven in metaal. De smid kent ook beitels aan een steel; zij worden vooral gebruikt wanneer gloeiende voorwerpen moeten worden bewerkt. Zie ook de volgende lemmata. [N 33, 109] II-11, II-12
beitelhouder beitelhouder: bęjtǝlhǭjǝr (Panningen) Houder op het slee van de draaibank, waarop de draaibeitel met behulp van stelschroeven kan worden vastgezet. Zie ook het lemma "slee, support". [N 33, 226] II-11
bek van de schaar bek (van het schaard): bɛk (Panningen), punt (van het schaard): pønt (Panningen) Met de bek van een ploegschaar wordt de punt, het spits toelopende voorste deel bedoeld. De schaar is zodanig aangebracht, dat de bek op of vlak voor de spits van de ploegzool staat. Voor wat de termen neus, naas, snuit en spits betreft, zie men ook wat daarover in het lemma ploeghoofd wordt opgemerkt. [N 11, 31.I.b + 33b + 38 add.; N 11A, 85c + 87a + 88a + 89a add; monogr.] I-1
bekisting bekisting: bekēsteŋ (Panningen) De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.] II-9
bekostigen? bekostigen: ps. bij benadering omgespeld volgens Frings (dit woord wel omgespeld, omdat ik dit tekentje niet letterlijk kan maken!).  bekø͂ͅ.stige (Panningen) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1