17648 |
schoot |
schoot:
sjōōt (L290p Panningen)
|
schoot [SGV (1914)]
III-1-1
|
18331 |
schootsvel |
schootsvel:
sjôêtsvel (L290p Panningen)
|
schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26762 |
schop om vlikken of heiturf te steken |
hazeoor:
hāzǝnuǝr (L290p Panningen),
hāzǝnūǝr (L290p Panningen),
vlinkenspa(de):
vleŋkǝšpā (L290p Panningen)
|
Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.]
II-4
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
āfdāk (L290p Panningen),
karschop:
keršop (L290p Panningen),
schop:
šop (L290p Panningen)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
sjöppe (L290p Panningen)
|
schoppen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schuppe (L290p Panningen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
21367 |
schot |
schot:
sjöt (L290p Panningen)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
19506 |
schotel |
schotel:
(voor etenswaren) opm. van de invuller: 1. de schaal is ondieper, vlakker dan de schotel. 2. (geldend voor de hele vragenlijst): ‰‰ = korte ee-klank ö. ö: = lange ö Ô = lange i
sjottel (L290p Panningen)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
schoteltje:
#NAME?
sjöttelke (L290p Panningen),
teldertje:
#NAME?
telderke (L290p Panningen)
|
schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33041 |
schottel |
schottel:
šǫtǝl (L290p Panningen)
|
Los houten plaatje dat soms tegen het uiteinde van het handvat wordt bevestigd. De onderarm rust ertegenaan; het dient ter ondersteuning van de pols en het moet voorkomen dat de hand van de handgreep afschuift. Vaak zit er een stoffen lus aan deze schottel die om de onderarm wordt geschoven. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5.
I-4
|