24392 |
vlinder |
vlinder:
vlinder (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
vlinder [SGV (1914)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
nondedjuuke (L290p Panningen),
strikje:
strikske (L290p Panningen)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
luis:
loes (L290p Panningen),
vlo:
vlōēn (L290p Panningen),
WLD
vlôê (L290p Panningen),
vlôên (L290p Panningen),
’n vlôê (L290p Panningen),
WLD mv.
vlûû.n (L290p Panningen),
WLD ook wel
vlôê.n (L290p Panningen)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
luis:
luis (L290p Panningen),
vlu:
WLD
vlûû (L290p Panningen),
vlun:
WLD
vlûû.n (L290p Panningen),
vluui:
vluuj (L290p Panningen)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
25629 |
vloeistof voor het bereiden van beschuitdeeg |
melk:
męlǝk (L290p Panningen)
|
Het beschuitmeel wordt vermengd met een vloeistof, bestaande uit water en/of melk, waaraan soms eieren worden toegevoegd. Indien voorradig wordt ook biestmelk gebruikt. [N 29, 57b]
II-1
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vloëke (L290p Panningen)
|
vloeken [SGV (1914)]
III-3-1
|
27185 |
vloer |
vloer:
flūr (L290p Panningen)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|
30127 |
vloerplanken |
vloerpanken:
flōrplɛ.ŋk (L290p Panningen)
|
De van messing en groef voorziene planken waarmee een houten vloer gelegd wordt. Zie ook het lemma 'Houten vloer'. [N 32, 21b; monogr.]
II-9
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (L290p Panningen)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
19277 |
vlug |
hel:
hel (L290p Panningen)
|
vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)]
III-1-4
|