29711 |
brokje klei |
strop:
štryp (L290p Panningen),
stropje:
štrø̜pkǝ (L290p Panningen)
|
Brokje klei dat is achtergebleven in de hoek van een neergeslagen vorm. [N 98, 84; monogr.]
II-8
|
33900 |
brokkelhoef |
brokkelige voet:
brǫkǝlegǝ vōt (L290p Panningen),
sprokvoet:
šprǫkvōt (L290p Panningen)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
bromme (L290p Panningen)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
22586 |
bromtol |
huildop:
bromtol
ūūldop (L290p Panningen)
|
tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
sprong:
šprøǝŋk (L290p Panningen)
|
bron [SGV (1914)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] || Opwellend water in de kleiput, veroorzaakt door de graafwerkzaamheden. [N 98, 26; monogr.]
I-8, II-8, III-4-4
|
34342 |
bronstig |
berig:
bīrex (L290p Panningen),
bīǝrex (L290p Panningen),
breustig:
brø̄stex (L290p Panningen),
brø̜̄stex (L290p Panningen),
brø̜.stex (L290p Panningen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
biezen:
bizǝ (L290p Panningen),
rijden:
rīǝ (L290p Panningen)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pęrs (L290p Panningen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
33865 |
bronsttijd |
paardstijd:
pęrstīt (L290p Panningen)
|
Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
brood (L290p Panningen),
bruət (L290p Panningen),
met hoedje ô op de o
brōt (L290p Panningen)
|
brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)]
III-2-3
|