18333 |
dunne zwarte rouwkous |
hoos:
hooze (L290p Panningen)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
durven (L290p Panningen),
dörve (L290p Panningen)
|
durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
deur (L290p Panningen)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
douwe (L290p Panningen)
|
duwen [SGV (1914)]
III-1-2
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
šɛi̯ǝ (L290p Panningen)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
wêrsdrīēver (L290p Panningen)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)]
III-1-4
|
33326 |
dwarsstuk van de t-vormige hoeve |
warshuis:
wē̜ ̞rshūs (L290p Panningen)
|
Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d]
I-6
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯əl (L290p Panningen)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯ələ (L290p Panningen)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20394 |
echtgenoot |
mens:
mins (L290p Panningen)
|
[haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)]
III-2-2
|