e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsnagels ijsnagelen: ęjsnē̜.gǝl (Peer  [(gewone hoefnagel met scherp geklopte kop)]  ) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijspegel: ijspegel (Peer), ijspik: ijspiek (Peer), ijspieke  ēͅispikə (mv.) (Peer) ijskegel [ZND 36 (1941)] || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijver goesting: hè heet veel goesting (Peer), ijver: he heet veel iever (Peer), he heet veul iever (Peer) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: hiezel (Peer), ijsel (Peer), hiezel  hizəl (Peer), ijzel  ēͅizəl (Peer) ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: hiezelen (Peer, ... ), hiezele  hizələ (Peer) ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Peer), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Peer) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak haak: hāk (Peer), høͅk (Peer), veer: veer lat cf VD  vēͅr (Peer), vlim: vleͅm (Peer) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
in beweging komen op gang komen: wehr op gang te komen is er beweging moewedig (Peer) In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)] III-1-2
in de rug slaan (met de vuist) met de vuist in de rug slaan: mjet de voust innen rug sloan (Peer) Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)] III-1-2
in een beek baden baden: in een beek baaien (Peer), in een beek bajen (Peer), in n beek baaien (Peer) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2