e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit briket: briketten (Peer), eitje: ê-kes (Peer) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit aarde klot: klǫt (Peer) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knecht, algemeen knecht: knęxt (Peer) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneu heiknijper: he-kneiper (Peer) kneu III-4-1
kneuzen butsen: bidsen (Peer), bitsen (Peer), butsen (Peer), knotsen: knotsen (Peer), knutsen: knitsen (Peer) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knevels gebitsknevels: gǝbē.tsknēvǝls (Peer) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knɛi (Peer) knie [RND] III-1-1
knieband voor een stier of kalf kniebanden: knē̜i̯banǝ (Peer) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knielbankje kniebankje: kneibenkske (Peer) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen een kniebuiging maken: kneibuiging maken (Peer) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3