e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korst korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  korst (Peer), kärstə (Peer) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort geknipt haar heel korte haren: hiejel korte hoar (Peer), pinnetjeshaar: pinnekeshoar (Peer) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
kortademig dempig: dempig (Peer) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte broek: een korte broek (Peer), korte brok (Peer), oo is eveneens zeer kort  ’n korte brook (Peer) korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: guette (Peer), -> twie getten.  get (Peer) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄l (Peer  [(tweede zeefsel)]  ), kriel: kril (Peer  [(derde zeefsel)]  ) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken afsnijden: āfsnęi̯ǝn (Peer), knippen: knepǝ (Peer) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kosten gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  wa gøͅn də bagə (Peer), maken: ps. omgespeld volgens Frings.  wa makə də bagə (Peer) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: de kester (Peer, ... ), kester (Peer), kɛstər (Peer) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kosteres kosteres: kesteres (Peer) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3