17874 |
pak slaag |
pak slaag:
ə pak slēͅg (L355p Peer),
pakje slaag:
ə peͅkskə slēͅg (L355p Peer)
|
een pak slaag [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24293 |
paling, aal |
aal:
aail (L355p Peer),
paling:
paailink (L355p Peer)
|
aal [Willems (1885)] || paling [Willems (1885)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmen (L355p Peer),
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbiemke (L355p Peer)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
23791 |
palmbosje |
palmbosje:
palmbèske (L355p Peer)
|
Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23790 |
palmprocessie |
palmprocessie (<lat.):
palmpercessie (L355p Peer)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtèkske (L355p Peer)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijding:
palmwijing (L355p Peer)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmenzondag:
palmezondaag (L355p Peer)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33667 |
pand van een weideperceel |
bed:
bęt (L355p Peer),
perceel:
pǝrsil (L355p Peer),
perk:
pē̜rk (L355p Peer)
|
Gedeelte van een perceel weiland, of van weiland in het algemeen, dat zich bevindt tussen afwateringssloten. Het betreft uiteraard slechts laaggelegen weidegronden. [N 14, 61]
I-8
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (L355p Peer
[(vier voren)]
),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (L355p Peer),
pand:
pa.nt (L355p Peer
[(ongeveer tien m)]
),
pān (L355p Peer)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|