20651 |
pudding |
podding:
Syst. Frings M.
poͅdeŋ (L355p Peer)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
sponssteen:
sponsstiǝn (L355p Peer)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tep (L355p Peer),
top:
tǫp (L355p Peer)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
17594 |
pupil |
pupil:
pupil (L355p Peer)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
23279 |
purper |
mauve (fr.):
mauf (L355p Peer),
paars:
paars (L355p Peer),
violet:
fiolet (L355p Peer),
violet (L355p Peer)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøtemər (L355p Peer)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
boomzwik:
boomzwik (L355p Peer),
gaffel:
gaffel (L355p Peer),
gafəl (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putgard:
petgērt (L355p Peer),
pøtgēͅrt (L355p Peer),
putstaak:
pøtstāk (L355p Peer)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33623 |
putzwengel |
putboom:
pøtbōm (L355p Peer),
putzwik:
pøtzwek (L355p Peer, ...
L355p Peer),
zwik:
zwek (L355p Peer)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
quatertemperdaag (L355p Peer)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|