e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar mannetje: mɛnəkə (Peer) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammelkar schokkelkar: žokǝkār (Peer) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  garstig (Peer), gerstig (Peer) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Peer) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Peer) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Peer) rat [Willems (1885)] III-4-2
ratel ratel: ratel (Peer) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2
ratel van witte donderdag ratel: ratel (Peer) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
rauw rauw: raa vlie-esch (Peer), raa vliēs (Peer), reu vliēsch (Peer) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten ravotten: ravotte (Peer), ravotten (Peer, ... ) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2