e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoppen schoppen: schooppən (Peer), schôppen (Peer), wegschoppen (Peer), wèg-shoppe (Peer) schoppen [ZND 06 (1924)] || stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: schippen (Peer, ... ), schuppen (Peer) Schoppen: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
schor hees: B.v. hiehjes, dan wilde wèl, meh konde nie kallen.  hiehjes (Peer) Schor [zijn] (hees, gram). [N 109 (2001)] III-1-2
schoren zweerden: zwę̄rdǝn (Peer), (enk)  zwę̄ǝrt (Peer), zwepen: (enk)  zwī ̞ǝp (Peer) De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26] II-3
schors schil: sxęl (Peer  [(van een dennenboom)]  ), schors: sxǫrs (Peer) De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.] II-12
schot schot: schēt, twīə schēt (Peer), schōͅt, twī schēt (Peer) Een schot, twee schoten (van een wapen). [ZND 06 (1924)] III-3-1
schotel schotel: sxōtəl (Peer, ... ), zeer groot bord om vla of andere lekkere gebakken op te plaatsen bij een aantal antwoorden staat er een streepje voor of in het woord. dit is opgelost met option sjift 1 .  sxōtəl (Peer), telloor: tɛlīr (Peer, ... ) een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || schotel [ZND m] || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje schoteltje: schétəlkə (Peer, ... ), sxētəlke (Peer), sxētəlkə (Peer), sxēͅtəlkə (Peer), telloortje: telierkə (Peer) een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje [ZND 34 (1940)], [ZND 45 (1946)] || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schouderblad schouderblad: schaarblaar (Peer) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft. schug). [N 106 (2001)] III-1-1
schouders schouder(s): sxā.rǝn (Peer) De schouder loopt van de schoft naar beneden in een punt uit. Zie afbeelding 2.18. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1 en 32.2] I-9