id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22383 | spelen (alg.) | spelen: ech spēl, hēͅ[ə} spēlt, vēͅ[ə} spēͅlən (Peer), speehle (Peer), spelen (Peer) | Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] || spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)] III-3-2 |
20165 | spenen | spenen: spē̜nǝn (Peer) | Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9 |
17719 | sperma | sperma: sperma (Peer), zaad: zoad (Peer) | Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1 |
24247 | sperwer | klamper: klamper (Peer), sperwer: sperwer (Peer) | sperwer [Willems (1885)] III-4-1 |
26360 | spie | spie/spij: spęi̯ (Peer) | De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3 |
21373 | spijbelen | achter de heggen naar de school gaan: achtər də heͅggə nø͂ͅ də schol gø͂ͅn (Peer), hegschool houden: hɛchscho:l ha:n (Peer) | Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] III-3-1 |
18202 | spijkerbroek | jeans: Doah is giehjen dialect veehr. jeans (Peer) | Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)] III-1-3 |
31953 | spijkeren | nagelen: nęxǝlǝn (Peer) | Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12 |
26687 | spil van de handmolen | staakijzer: stākę̄ǝzǝr (Peer) | De as waar bij eenvoudige handmolens de bovenste steen om draait. De as is met één uiteinde bevestigd in de onderste steen. [N D, 14] II-3 |
24379 | spin | spin: spen (Peer), spin (Peer) | spin [RND], [Willems (1885)] III-4-2 |