33832 |
windzuiger |
windzuiker:
we.nt˲zǫu̯.kǝr (L355p Peer)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel open haan (L355p Peer)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel openhouden:
winkel open haan (L355p Peer)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
winkelheejk (L355p Peer)
|
Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21566 |
winkelkorf |
kalebas:
kalbas (L355p Peer),
kalebas (L355p Peer),
korf:
kerf (L355p Peer),
mallette (fr.):
melet (L355p Peer),
net:
net (L355p Peer),
valies (<fr.):
valies (L355p Peer)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)eene (L355p Peer),
weͅnən (L355p Peer),
winnen (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterkeuninkske (L355p Peer)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
putǝ (L355p Peer),
pűǝtǝ (L355p Peer)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipnaas (L355p Peer)
|
Wipneus (stoepneus, topneus). [N 109 (2001)]
III-1-1
|