e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dief dief: dief (Peer), schelm: schelm (Peer), schèlm (Peer), sxeͅlm (Peer) dief [ZND 23 (1937)] III-3-1
dienst van goede vrijdag houteren mis: hatere mès (Peer) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
diep diep: di.p (Peer) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diepzinnig diepzinnig: hij is diepzinnig (Peer), hè is diepzinnig (Peer), prakkiseerder: hè is ene prakazeerder (Peer) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: biest (Peer), bīēst (Peer), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  biest (Peer), bieëst (Peer), ook in ZND 23, 009  biəst (Peer), dier: dier (Peer), ook in ZND 23, 009  dier (Peer) beest [Lk 19b (1956)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: RK -> dij  de badz (Peer), bil: bil (Peer) Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] || kuit (van het been) [ZND 01u (1924)] III-1-1
dijk dijk: dęi̯k (Peer), hoop  dijk (Peer), opgehoopte aarde  dijk (Peer), hulte: gracht  heëlt (Peer) dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dikke boterham dikke boterham: Syst. Frings  nən dekə botram (Peer), nən dekə botrəm (Peer) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke neus dikke rode neus: dikke rooi naas (Peer), jeneversnuit: B.v. Een jeneversnout is dik en roewth.  jeneversnout (Peer) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] III-1-1
dikke snee brood dikke snee: Syst. Frings  dekə snē (Peer) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3