21310 |
dief |
dief:
dief (L355p Peer),
schelm:
schelm (L355p Peer),
schèlm (L355p Peer),
sxeͅlm (L355p Peer)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
houteren mis:
hatere mès (L355p Peer)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32690 |
diep |
diep:
di.p (L355p Peer)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
diepzinnig:
hij is diepzinnig (L355p Peer),
hè is diepzinnig (L355p Peer),
prakkiseerder:
hè is ene prakazeerder (L355p Peer)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
biest (L355p Peer),
bīēst (L355p Peer),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
biest (L355p Peer),
bieëst (L355p Peer),
ook in ZND 23, 009
biəst (L355p Peer),
dier:
dier (L355p Peer),
ook in ZND 23, 009
dier (L355p Peer)
|
beest [Lk 19b (1956)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
RK -> dij
de badz (L355p Peer),
bil:
bil (L355p Peer)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] || kuit (van het been) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dęi̯k (L355p Peer),
hoop
dijk (L355p Peer),
opgehoopte aarde
dijk (L355p Peer),
hulte:
gracht
heëlt (L355p Peer)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
20714 |
dikke boterham |
dikke boterham:
Syst. Frings
nən dekə botram (L355p Peer),
nən dekə botrəm (L355p Peer)
|
Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17611 |
dikke neus |
dikke rode neus:
dikke rooi naas (L355p Peer),
jeneversnuit:
B.v. Een jeneversnout is dik en roewth.
jeneversnout (L355p Peer)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20632 |
dikke snee brood |
dikke snee:
Syst. Frings
dekə snē (L355p Peer)
|
Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|