e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijt fijt: fijt (Peer, ... ) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filter in de melkzeef doekje katoen: dekskǝ katun (Peer), filtreerpapier: filtreerpapier (Peer), neteldoek: neteldoek (Peer), wattetje: watǝkǝ (Peer) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Peer), flambouwen (Peer), lantaarn (<fr.): lanteen (Peer), én lantērn (Peer), ⁄n lantee-re (Peer) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] || Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flank flank: fla.ŋk (Peer) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: flaa (Peer, ... ), fleu (Peer), leps: leps (Peer) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen bezwijmd neervallen: bezwèmd (Peer), flauwvallen: fla vallen (Peer) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
flikflooien de schone uithangen: ook materiaal znd 23, 55  de schoenen uithangen (Peer), mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mouwvègen (Peer), mø̄wvēͅgən (Peer), poetsen: ook materiaal znd 23, 55  poetsen (Peer), schoon kallen: ook materiaal znd 23, 55  schoen kallen (Peer) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim tuf: tuf (Peer) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: B.v. fluimen dat is vieslijk - oppe stroat liggen soms van die dikke klaken.  fluimen (Peer) Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)] III-1-2
fluisteren kallen: kallen (Peer), kazelen: cf. WNT: sub wielewalen (I), 3. (Gewest.) Onsamenhangende taal of onzin uitslaan; steeds van gespreksonderwerp wisselen; wauwelen, kletsen, zeuren. [...] kazelen, zeuren (Maasen en Goossens).  kazelen (Peer) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1