21130 |
rijden |
rijden:
rieë (L381b Pey)
|
zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
veldwachter:
veldjwachter (L381b Pey)
|
een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
scheldarm:
sjelderm (L381b Pey)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17599 |
rimpels |
fronsels:
frunsĕlĕ, frunsĕl (L381b Pey),
rimpels:
rumpels (L381b Pey),
rŭmpələ, rŭmpəl (L381b Pey)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
baard:
bárd (L381b Pey),
ringbaard:
rinkbaard (L381b Pey)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24234 |
ringmus |
boommus:
baummös (L381b Pey),
mus:
mös (L381b Pey, ...
L381b Pey),
veldmus:
veldjmös (L381b Pey)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21214 |
riool |
riool:
riool (L381b Pey)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24647 |
robinia |
acacia:
acasia (L381b Pey)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemerten:
mi:m6rt* (L381b Pey),
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemerte (L381b Pey),
mv: -e
miemerte (L381b Pey)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
road moos (L381b Pey)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|