id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24326 | runderhorzel, horzel | scheelhomp: sjèl ompe (Pey) | runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2 |
24372 | salamander | salamander: salamander (Pey), salemander (Pey), watersalamander: watersalamander (Pey) | salamander [DC 07 (1939)] III-4-2 |
24682 | sap in planten | sap: sââp (Pey) | Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3 |
33584 | sap van een vrucht | sap: sââp (Pey, ... ) | Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7 |
20928 | sappig | murg: mörch (Pey) | sappig [DC 26 (1954)] III-2-3 |
21025 | savooiekool | savooiemoes: sevóáje móós (Pey) | De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] I-7 |
23230 | scapulier | scapulier: sjabbeleer (Pey) | Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3 |
25068 | schaars | raar: raar (Pey) | schaars [DC 16 (1948)] III-4-4 |
22314 | schaats | schaats: sjaatse (Pey), sjātsə (Pey) | Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [DC 23 (1953)] III-3-2 |
22313 | schaatsen | schaatsen: sjaatse (Pey, ... ) | Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2 |