| 22866 |
schaatsijzer |
ijzer:
iezer (L381b Pey),
roede:
rōjə (L381b Pey)
|
Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
| 25043 |
schaduw, lommer |
scheem:
də sjēm (L381b Pey),
sjeem (L381b Pey)
|
(de) schaduw [DC 23 (1953)]
III-4-4
|
| 24465 |
schapenhorzel |
schaaps():
sjeəps (L381b Pey)
|
schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
| 20696 |
schapenvet |
reut:
#NAME?
reut (L381b Pey)
|
Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)]
III-2-3
|
| 25016 |
scheef, niet recht |
scheef:
sheif (L381b Pey),
schuins:
sjeuns (L381b Pey)
|
van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 17774 |
scheen |
scheen:
sjeen (L381b Pey),
sjēn (L381b Pey)
|
scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 18952 |
schelm |
schelm:
chelm (L381b Pey)
|
schelm [DC 11]
III-1-4
|
| 20510 |
schenkel |
bats:
bāts (L381b Pey),
hees:
hiejès (L381b Pey),
schonk:
sjonk (L381b Pey)
|
schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18298 |
scheren |
scheren:
sjère (L381b Pey)
|
scheren [DC 38 (1964)]
III-1-3
|
| 33496 |
schil van een vrucht |
velletje:
velke (L381b Pey)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)]
I-7
|