19778 |
sering |
jasmijn:
-
jasmijn (Q161p Piringen, ...
Q161p Piringen),
jozemijn:
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
jozeminne (Q161p Piringen)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
28694 |
sikkel |
zichel:
zī.xǝl (Q161p Piringen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
33981 |
singel |
singel:
siŋǝl (Q161p Piringen)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (Q161p Piringen)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅət (Q161p Piringen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
zwat ɛm blā gəhaout (Q161p Piringen),
slaan:
zwat ɛm bla͂ gəslaogə (Q161p Piringen)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
sláxtǝ (Q161p Piringen)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
24375 |
slak |
slak:
slɛk (Q161p Piringen)
|
slak, alg. [RND]
III-4-2
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pī.t (Q161p Piringen)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
32811 |
sleepcultivator, veertandeg |
sloopgrondbreker:
slø̄.p,grǫ.nt˱brēǝ.kǝr (Q161p Piringen)
|
Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10]
I-2
|