e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkkuil in de wei drinkgat: dreŋkgāt (Posterholt) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem dras: dras (Posterholt, ... ) droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
drogen, droog worden (van gemaaid gras) (het gras) hooit: hø̜i̯t (Posterholt) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard zuiplap: zoeplap (Posterholt) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken een stuk in zijn kraag: n stèùk in zien kraag (Posterholt), een stuk in zijn la: n stèùk in zien laa (Posterholt), een stuk in zijn vot: n stèùk in zien vot (Posterholt), zat: zaat (Posterholt, ... ), zo zat als een ui: zo zaat als ein ooi (Posterholt) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn lekker kachel zijn: hae is lekker kachel (Posterholt) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven droog blijven: blief dreug (Posterholt), t blijft over]: treikt euver (Posterholt) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drûûch (Posterholt) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek handdoek: handj dook (Posterholt) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
drop klits: klitsj (Posterholt) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3