e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen sluier: sjluijer (Posterholt) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kussen: køͅsə (Posterholt) hoofdkussen [SGV (1914)] III-2-1
hoofdluis luis: WLD  loes (Posterholt, ... ), luus (Posterholt) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdsponde kopplank: kǫpplaŋk (Posterholt) De, al dan niet verwijderbare, plank aan het hoofeinde van een bed. [N 56, 178b] II-12
hoofdstel hoofdsel: høtšǝl (Posterholt) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdwort wort: wort (Posterholt) De vloeistof die de eerste keer uit het beslag gewonnen wordt. [N 35, 46; N 35, 40; monogr.] II-2
hoofdwortel pinne: WLD  pinne (Posterholt) De hoofdwortel van een boom die in het verlengde van de stam ligt en die sterk in de diepte groeit (pen, pin, penwortel). [N 82 (1981)] III-4-3
hoogdag hoge feestdag: hooge feesdaag (Posterholt) Een hoge kerkelijke feestdag [hoogdag, hoogtijd]. [N 96C (1989)] III-3-3
hoogliggende akker bult: bøljtj (Posterholt), kamp: kamp (Posterholt) De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4] I-8
hoogmis hoogmis: də hù.əmös (Posterholt), hoomes (Posterholt) De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] || hoogmis [RND] III-3-3