33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lau̯x (L387p Posterholt)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L387p Posterholt)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
zomp:
zōmp (L387p Posterholt)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
liēgdǝ (L387p Posterholt),
lęi̯ǝgdǝ (L387p Posterholt)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjteevel (L387p Posterholt)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
schaft (L387p Posterholt),
sjach (L387p Posterholt)
|
Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] || schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30915 |
laarzeschacht |
beenkap:
bęjnkap (L387p Posterholt)
|
Het gedeelte van de laars dat het been boven de voet omsluit. Volgens de informant van L 163a is een kamas een losse schacht op schoen of klomp. [N 60, 15b]
II-10
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
laeste evangelie (L387p Posterholt)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
laeste oordeil (L387p Posterholt)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25422 |
ladder |
varkensladder:
vɛrkǝslē̜jdǝr (L387p Posterholt)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|