20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletsjke (L387p Posterholt)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (L387p Posterholt),
net:
net (L387p Posterholt),
snoek:
sjnook (L387p Posterholt),
snoek (mv.):
sjnök (L387p Posterholt)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
eend:
brilduiker: wit en zwarte eend, de woerd heeft een ronde witte veer naast zijn oog; het wijfje is grijs met bruine kop (brilduiker, duikelder)
ééntj (L387p Posterholt),
krakeend: donkere grijsbruine zwemeend met witte vleugelspiegel (kraker, krakeend, krek, schar, krak, kreest, krust)
ééntj (L387p Posterholt),
krooneend: eend met grote roodbruine kop en een rode snavel; het wijfje heeft slechts een bruine kop (krooneend, kroonkop)
ééntj (L387p Posterholt),
mus:
mösj (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
vliegen:
vleegen (L387p Posterholt),
waterhennetje:
witoogeend: roodbruin duikeendje, verwant met de kuifeend (bruintje, witoogeend, duikelder)
waterhinke (L387p Posterholt)
|
brilduiker [N 83 (1981)] || krakeend [N 83 (1981)] || krooneend [N 83 (1981)] || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || witoogeend [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L387p Posterholt),
dĕs (L387p Posterholt),
wild:
wiljd (L387p Posterholt)
|
das [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
32093 |
restaurateur |
restaurateur:
restaurateur (L387p Posterholt)
|
Vakman die -vaak oude- meubels in hun oude staat herstelt. [N 56, 92]
II-12
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retraet (L387p Posterholt)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraetehoes (L387p Posterholt)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18085 |
reumatiek |
gicht:
gig (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
vliegende gicht:
vlegende gig (L387p Posterholt)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
veer:
vaer (L387p Posterholt)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17655 |
rib |
rib:
rèùb (L387p Posterholt),
röb (L387p Posterholt)
|
rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|