32770 |
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam |
balken:
bɛlǝk (L387p Posterholt)
|
De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.]
I-2
|
31033 |
de groef sluiten |
toekloppen:
tuwklopǝ (L387p Posterholt)
|
Het met de scherpe kant van de hamer toedrukken of dichtkloppen van de buitennaaigroef, nadat men er lijm in gesmeerd heeft. [N 60, 114a]
II-10
|
19450 |
de heg knippen |
scheren:
sjaere (L387p Posterholt)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aansjtaeke (L387p Posterholt)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitmaken:
oetmake (L387p Posterholt)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
hø͂ͅfə (L387p Posterholt)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gaeve (L387p Posterholt)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schudden:
sjøͅdə (L387p Posterholt)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjtaeke (L387p Posterholt)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang maken:
kirkgank maake (L387p Posterholt)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|