e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid vel: velle (Puth) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers schalen: sjaale (Puth), schilfers: sjölfer (Puth) schilfer [SGV (1914)] || schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)] III-1-2
huif van de huifkar huif: huf (Puth) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hufkar (Puth) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen beuken: beuke (Puth), huilen: huule (Puth) huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] III-1-4
huilen, schreien beuken: böke (Puth), grijnen: griene (Puth) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoes (Puth) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshauwe (Puth) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huismus, mus mus: mösch (Puth, ... ), mösj (Puth) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Puth), vlieg: vleeg (Puth) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2