e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhelzen om de hals vallen: um den hous valle (Puth) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhulsel van het teellid sloek: šlūk (Puth) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslagdoek (alg.) plag: plak (Puth) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjaal: sjaal (Puth) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak plag: plak (Puth) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
onbelangrijk weinig: wîênig (Puth) weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbetrouwbare koopman foetelaar: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  fōētelaer (Puth) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
ondergoed lijnwaad: līēvend (Puth), ondergoed: ongergood (Puth) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3
ondergronden, woelen breken: brē ̞ǝkǝ (Puth), ondergronden: oŋǝrgronjǝ (Puth) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler ondergronder: oŋǝrgronjǝr (Puth) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1