23216 |
koor |
koor:
koir (Q032a Puth)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koorts (Q032a Puth)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
33806 |
koot |
koot:
kōǝt (Q032a Puth)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (Q032a Puth)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
langdorser:
laŋkdɛ̄šǝr (Q032a Puth)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21411 |
kopen |
gelden:
gelje (Q032a Puth),
gĕlje (Q032a Puth)
|
koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
bijv de fornuis poetse
poetse (Q032a Puth),
schuren:
bijv de fornuis sjoere
sjoere (Q032a Puth)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21644 |
kopergeld |
hollands geld:
Holles(j) géldj (Q032a Puth)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19582 |
kopje |
bak:
bak (Q032a Puth)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuitelebuit slaan:
koutelebout sjlôô (Q032a Puth)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|