e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluitklep klep: klep (Puth) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitspier van de aars waarmee men de vot toeknijpt: womit ze de vot toeknīēpe (Puth) spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1961)] III-1-1
slurpen slurpen: sjlurpe (Puth), sjlörpe (Puth) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slorpen [SGV (1914)] III-2-3
smaak smaak: sjmaak (Puth, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smaken smaken: sjmake (Puth) smaken [SGV (1914)] III-2-3
smalen chicaneren (<fr.): sjokkeneere (Puth), schokkeneren: sjokkeneere (Puth) smalen [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
smalle buikriem buikzeel: būk˲zęi̯.l (Puth) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
smalle weg, pad voetpad: vōtpāt (Puth) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeden smeden: šmējǝ (Puth) In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.] II-11
smeerpoes smeerlap: sjmeerlap (Puth) smeerpoes [SGV (1914)] III-1-4