18542 |
sluitklep |
klep:
klep (Q032a Puth)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17704 |
sluitspier van de aars |
waarmee men de vot toeknijpt:
womit ze de vot toeknīēpe (Q032a Puth)
|
spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
sjlurpe (Q032a Puth),
sjlörpe (Q032a Puth)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slorpen [SGV (1914)]
III-2-3
|
17741 |
smaak |
smaak:
sjmaak (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20601 |
smaken |
smaken:
sjmake (Q032a Puth)
|
smaken [SGV (1914)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
chicaneren (<fr.):
sjokkeneere (Q032a Puth),
schokkeneren:
sjokkeneere (Q032a Puth)
|
smalen [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
33973 |
smalle buikriem |
buikzeel:
būk˲zęi̯.l (Q032a Puth)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
33691 |
smalle weg, pad |
voetpad:
vōtpāt (Q032a Puth)
|
Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
31284 |
smeden |
smeden:
šmējǝ (Q032a Puth)
|
In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.]
II-11
|
18978 |
smeerpoes |
smeerlap:
sjmeerlap (Q032a Puth)
|
smeerpoes [SGV (1914)]
III-1-4
|