18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (Q032a Puth),
smart:
sjmart (Q032a Puth),
verdriet:
verdreetj (Q032a Puth)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q032a Puth)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19597 |
vergiet |
zij:
ziej (Q032a Puth)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuje (Q032a Puth)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
vertelseltje:
vertelselke (Q032a Puth)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
opsjlôô(n) (Q032a Puth)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaardaag (Q032a Puth)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q032a Puth)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (Q032a Puth),
vrīə (Q032a Puth)
|
vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verklaare (Q032a Puth)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|