18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtīē:f v.d. kaw (Q032a Puth)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (Q032a Puth)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
(het heeft de) koorts:
kǫts (Q032a Puth),
verkoud:
ich bèn verkaud (Q032a Puth),
versnopt:
verchnoept (Q032a Puth)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
flinke kou:
flinke kauw (Q032a Puth),
kou:
chwoar kauw (Q032a Puth),
flinke kauw (Q032a Puth),
ich höb ein kauw te pakke (Q032a Puth),
verkoudheid:
ich höb mich ein verkaudheid opgeloupe (Q032a Puth),
zware kou:
chwoar kauw (Q032a Puth)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
versjacheren:
versjachere (Q032a Puth)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
aafsjlôô(n) (Q032a Puth)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjéémt (Q032a Puth),
Zo wordt het ook wel genoemd.
besjaem (Q032a Puth),
besjaemt (Q032a Puth),
bleu:
blêû (Q032a Puth, ...
Q032a Puth),
blûû (Q032a Puth),
schuw:
sjūūje (Q032a Puth),
verlegen:
verlîêge (Q032a Puth)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (Q032a Puth, ...
Q032a Puth),
verleze (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
vernele (Q032a Puth)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18709 |
versierde schouderdoek |
pelerinetje (<fr.):
pellerienke (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|