21920 |
vrouwelijke duif |
zij:
zieje (Q032a Puth)
|
Wijfjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ē̜ntj (Q032a Puth)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gau̯s (Q032a Puth)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
moer:
moor (Q032a Puth)
|
teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hoen:
hōn (Q032a Puth),
ōn (Q032a Puth)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
dameskleren:
dameskleijer (Q032a Puth),
scholken:
sjolke (Q032a Puth)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
damesondergoed:
damesongergood (Q032a Puth)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
humme (Q032a Puth),
onderhemd:
ungerhumme (Q032a Puth)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
scherp:
sjerp (Q032a Puth)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17658 |
vuist |
vuist:
vōē:s (Q032a Puth)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|