33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bø̜sǝl (Q032a Puth)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
korsetlijfje (<fr.):
kersjetliefke (Q032a Puth)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (Q032a Puth)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuurschap:
noaberschap (Q032a Puth)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
plenken:
WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.
plenke (Q032a Puth)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18557 |
capuchon |
kap:
kap (Q032a Puth),
tourette (fr.):
WNT: trette. Uit fr. tourette, door plant. vermeld als naam voor een vrouwelijk hoofddeksel.
trööt (Q032a Puth)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33749 |
castreren |
snijden:
šnīi̯ǝ (Q032a Puth)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60]
I-9
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
Cavelier (Q032a Puth)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
28448 |
cel |
cel:
cel (Q032a Puth)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
21451 |
cent |
cent:
sent (Q032a Puth)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|