34147 |
leiden |
laten dekken:
lǭtǝ dɛkǝ (Q203a Reijmerstok),
winnen:
wenǝ (Q203a Reijmerstok)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34091 |
linkerachterkwartier |
linkse vierdel achter:
leŋksǝ vidǝl axtǝr (Q203a Reijmerstok)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
34090 |
linkervoorkwartier |
linkse vierdel voor:
leŋksǝ vidǝl vø̄r (Q203a Reijmerstok)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q203a Reijmerstok)
|
lip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
būǝkǝ (Q203a Reijmerstok),
brullen:
brø̜lǝ (Q203a Reijmerstok)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
beuken:
būǝkǝ (Q203a Reijmerstok),
brullen:
brø̜lǝ (Q203a Reijmerstok)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
bakriem:
bakrēm (Q203a Reijmerstok)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
20132 |
loops |
loops:
lèùpsj (Q203a Reijmerstok)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N C (1962)]
III-2-1
|
33729 |
losse paal met draad |
vouwer:
vǭwǝr (Q203a Reijmerstok)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
25217 |
luchtx |
lucht:
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
loch (Q203a Reijmerstok)
|
lucht [DC 03 (1934)]
III-4-4
|