34295 |
tuiertouw, tuierketting |
ketting:
kɛteŋ (Q203a Reijmerstok),
spanzeel:
spānzē̜l (Q203a Reijmerstok)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
34234 |
tweespeen |
koe met twee demen:
kō met twījǝ dē̜mǝ (Q203a Reijmerstok)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
34157 |
uieren |
uieren:
(de koe) ȳjǝrt (Q203a Reijmerstok)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
34169 |
uitgeteld zijn |
aan (de) tijd zijn:
(de koe is) an tīt (Q203a Reijmerstok)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
21387 |
unster |
pondel:
pöngel (Q203a Reijmerstok)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛi̯rš (Q203a Reijmerstok)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (Q203a Reijmerstok)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheuteling:
šø̄tǝleŋ (Q203a Reijmerstok)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǭǝx (Q203a Reijmerstok)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
schaapskeutelen:
šōpskøtǝlǝ (Q203a Reijmerstok)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|