22788 |
gilde |
bond:
bond (Q012p Rekem),
gilde:
gilde (Q012p Rekem)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17879 |
gispen, geselen |
klatsen:
klatse (Q012p Rekem),
klatsen (Q012p Rekem)
|
Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20949 |
gist |
gist:
gəes (Q012p Rekem),
gɛs (Q012p Rekem)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)]
II-1, III-2-3
|
18687 |
glacé |
glac (fr.):
glases (Q012p Rekem)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
glat (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
xlat (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
glatsig:
gletšəg (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
glattig:
glattig (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
glatəg (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
heberachtig:
hebərɛxtəg (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
19399 |
glasgordijn |
glasgordijn:
gláásgərdĭĕn (Q012p Rekem),
gordijn:
gərdĭĕn (Q012p Rekem)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 104 (2000)], [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19386 |
glazenkast |
glazenkast:
gláázəkàs (Q012p Rekem)
|
Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazig:
gláázig (Q012p Rekem)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17626 |
glazuur |
wit:
wit (Q012p Rekem)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22376 |
glijbaan |
schuivel:
sjuuvel (Q012p Rekem)
|
het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|