20223 |
buurman |
gebuur:
geboer (Q012p Rekem),
nabuur:
nōͅbər (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
noͅbər (Q012p Rekem)
|
buurman [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] || een buurman [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
naburen:
nōͅbərs (Q012p Rekem),
nabuurschap:
nōͅbəršoͅp (Q012p Rekem)
|
buurt [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
21306 |
buurt: in de buurt |
kortbij neven:
hè woent kort beej nèven (Q012p Rekem)
|
Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
kuieren:
køijərə (Q012p Rekem)
|
buurten (s avonds bij de buren gaan praten) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
die van hierneven:
deej van eej nèven (Q012p Rekem)
|
buurvrouw [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kanapē (Q012p Rekem)
|
canape [ZND m]
III-2-1
|
18067 |
cariës |
rotte tanden:
rotte tanden (Q012p Rekem),
meervoud: tan
rotte tand (Q012p Rekem)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalstoet:
carnavalstoet (Q012p Rekem)
|
de optocht met carnaval [cavalcade] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
knippen:
knepǝ (Q012p Rekem),
snijden:
snei̯ǝ (Q012p Rekem),
sni ̞i̯ǝ (Q012p Rekem),
snīǝ (Q012p Rekem)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmē̜nt (Q012p Rekem)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|