e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gilde bond: bond (Rekem), gilde: gilde (Rekem) Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde. [Willems (1885)] III-3-2
gispen, geselen klatsen: klatse (Rekem), klatsen (Rekem) Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] III-1-2
gist gist: gəes (Rekem), gɛs (Rekem) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glacé glac (fr.): glases (Rekem) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glad (Rekem, ... ), glat (Rekem, ... ), xlat (Rekem, ... ), glatsig: gletšəg (Rekem, ... ), glattig: glattig (Rekem, ... ), glatəg (Rekem, ... ), heberachtig: hebərɛxtəg (Rekem, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
glasgordijn glasgordijn: gláásgərdĭĕn (Rekem), gordijn: gərdĭĕn (Rekem) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 104 (2000)], [N 79 (1979)] III-2-1
glazenkast glazenkast: gláázəkàs (Rekem) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazig: gláázig (Rekem) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur wit: wit (Rekem) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
glijbaan schuivel: sjuuvel (Rekem) het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] III-3-2