e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtkoker canard: kanār (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489] II-5
luchtlek fuite: fit (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Domaniale]) Luchtlekkage, met name in luchtkokers. [N 95, 224] II-5
luchtlekkage fuite: fuite (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Algemene benaming voor een luchtlek. [N 95, 825] II-5
luchtpijpen luchtpijpen: lochpīēpen (Rekem) Luchtpijpen (loospijpen). [N 109 (2001)] III-1-1
luchtslang flexibel: flexibel (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Slang, vervaardigd van rubber, met behulp waarvan de perslucht van de persluchtleiding naar bijvoorbeeld de luchthamer of de boorhamer wordt gebracht. Volgens Vanwonterghem (pag. 110) werden deze gummislangen tijdens de Tweede Wereldoorlog wel eens gebruikt als fietsbanden; als dusdanig zijn flexibels nog in de volkstaal gekend. Het woordtype "schlauch" was volgens de invuller uit Q 15 op de mijn Maurits alleen van toepassing op de luchtslang van de luchthamer. Weliswaar kende men nog andere luchtslangen, bijvoorbeeld als verbinding tussen leidingen (verbindingsslang), als slang tussen leiding en motor (motorslang) of als cylinderslang, maar de term "schlauch" werd slechts voor dit specifieke type slang gebruikt. [N 95, 745; monogr.; Vwo 323; Vwo 491] II-5
luchtx lucht: ps. omgespeld volgens IPA.  loͅx (Rekem, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer stekje: stɛkskə (Rekem, ... ), zwegel: zwēͅgəl (Rekem, ... ), zwegeltje: zwēgəlkə (Rekem), zwēͅgəlkə (Rekem, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  loej (Rekem), te loej dat ər lek (Rekem) lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) lui: də löj zĕn vandāg aləmaol butən aopət feld ant mejə (Rekem), løj (Rekem), løͅj (Rekem), rikə loj (Rekem) De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui (lieden) [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
luid schreien beuken: ook materiaal znd 28, 53  bōkə (Rekem), bōͅkə (Rekem), huilen: ook materiaal znd 28, 53  hulen (Rekem), hy(3)̄lə (Rekem), krijten: ook materiaal znd 28, 53  kritə (Rekem, ... ) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4