27213 |
luchtkoker |
canard:
kanār (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28194 |
luchtlek |
fuite:
fit (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Domaniale])
|
Luchtlekkage, met name in luchtkokers. [N 95, 224]
II-5
|
28045 |
luchtlekkage |
fuite:
fuite (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Algemene benaming voor een luchtlek. [N 95, 825]
II-5
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochpīēpen (Q012p Rekem)
|
Luchtpijpen (loospijpen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
28053 |
luchtslang |
flexibel:
flexibel (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Slang, vervaardigd van rubber, met behulp waarvan de perslucht van de persluchtleiding naar bijvoorbeeld de luchthamer of de boorhamer wordt gebracht. Volgens Vanwonterghem (pag. 110) werden deze gummislangen tijdens de Tweede Wereldoorlog wel eens gebruikt als fietsbanden; als dusdanig zijn flexibels nog in de volkstaal gekend. Het woordtype "schlauch" was volgens de invuller uit Q 15 op de mijn Maurits alleen van toepassing op de luchtslang van de luchthamer. Weliswaar kende men nog andere luchtslangen, bijvoorbeeld als verbinding tussen leidingen (verbindingsslang), als slang tussen leiding en motor (motorslang) of als cylinderslang, maar de term "schlauch" werd slechts voor dit specifieke type slang gebruikt. [N 95, 745; monogr.; Vwo 323; Vwo 491]
II-5
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens IPA.
loͅx (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stɛkskə (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
zwegel:
zwēͅgəl (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
zwegeltje:
zwēgəlkə (Q012p Rekem),
zwēͅgəlkə (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
loej (Q012p Rekem),
te loej dat ər lek (Q012p Rekem)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
də löj zĕn vandāg aləmaol butən aopət feld ant mejə (Q012p Rekem),
løj (Q012p Rekem),
løͅj (Q012p Rekem),
rikə loj (Q012p Rekem)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui (lieden) [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
ook materiaal znd 28, 53
bōkə (Q012p Rekem),
bōͅkə (Q012p Rekem),
huilen:
ook materiaal znd 28, 53
hulen (Q012p Rekem),
hy(3)̄lə (Q012p Rekem),
krijten:
ook materiaal znd 28, 53
kritə (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|