18883 |
aanhoudend klagen |
lamenteren:
laməntērə (Q012p Rekem)
|
aanhoudend klagen [ZND B2 (1940sq)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
knoeien:
knūəjə (Q012p Rekem)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27401 |
aankoppelen |
aankrokken:
aankrokken (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zolder])
|
Met behulp van een koppeling mijnwagens aan elkaar vastmaken. [N 95, 679; monogr.; Vwo 7; Vwo 8; Vwo 10; Vwo 11]
II-5
|
22794 |
aanlopen |
een aanloop pakken:
eine aanlaop pakken (Q012p Rekem)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
34182 |
aanmelken |
(de) eerste keer melken:
īǝrstǝ kīr męlǝkǝ (Q012p Rekem)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
21488 |
aanranden |
aanpakken:
ānpakə (Q012p Rekem),
aanvallen:
aanvalle (Q012p Rekem),
ānvalə (Q012p Rekem),
afslaan:
aafslaon (Q012p Rekem),
overvallen:
ōͅvərvalə (Q012p Rekem)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
t Zal hem aanstaon (Q012p Rekem)
|
Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hø̄k (Q012p Rekem)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
22783 |
aap |
aap:
aap (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
ənən āp (Q012p Rekem)
|
Aap. [Willems (1885)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (Q012p Rekem)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|