28367 |
transportband, bandtransporteur |
riem:
rēm (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Domaniale])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
17928 |
trant |
gang:
gaank (Q012p Rekem),
gānk (Q012p Rekem)
|
Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19378 |
trap |
trap:
trap (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
tràp (Q012p Rekem)
|
Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lēǝn (Q012p Rekem),
leun:
lø̜̄n (Q012p Rekem),
leuning:
lø̜̄nǝŋ (Q012p Rekem)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampele (Q012p Rekem),
trappelen:
trappelen (Q012p Rekem)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19379 |
traproede |
trapijzer:
tràpīēzər (Q012p Rekem)
|
Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19850 |
trechter |
trechter:
trɛxtər (Q012p Rekem)
|
trechter [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
32619 |
trechter op de gierton |
kaar:
kā.r (Q012p Rekem)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
28240 |
treingeleider |
chef personnel:
chef personnel (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
De man die ondergronds verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken bij het vervoer van personeel door middel van personentreinen. Uit de opgave "chef porion" uit L 286 voor de mijn van Eisden blijkt dat deze daar ook de functie van treingeleider vervult. [N 95, 715]
II-5
|
19292 |
treiteren |
chagrijneren:
šaŋərənērə (Q012p Rekem),
de duvel aandoen:
dən dy(3)̄vəl āndōn (Q012p Rekem),
de duvel doen:
emend den duvel doən zeen (Q012p Rekem),
jensen:
eine jense (Q012p Rekem),
koeioneren:
emend koejeneeren (Q012p Rekem),
plagen:
eine plaoge (Q012p Rekem),
emend ploͅəgə (Q012p Rekem),
treiteren:
eine trètere (Q012p Rekem)
|
Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || kwellen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|