e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriesweer gevroor: ps. letterlijk overgenomen.  -xəvryər (Rekem), vriesweer: vreesweer  vrēswēͅr (Rekem) vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx bakken: bakken  bàkə (Rekem), vriezen: vriezen  vrezə (Rekem) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vroedvrouw wijsvrouw: wisvrouw (Rekem), wĭĕsfròw (Rekem) vroedvrouw [ZND 08 (1925)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
vrouw vrouw: vroͅw (Rekem, ... ), vrouwmens: vroͅwməs (Rekem) vrouw [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-3-1
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vɛ̄ǝzǝ[kalf] (Rekem) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen vaars: vē̜ǝrs (Rekem) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrǝm (Rekem), gɛrm (Rekem), gɛrǝm (Rekem), schaap: sxǭp (Rekem), šoǝp (Rekem), šǭp (Rekem) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zo.ǝx (Rekem), zō.x (Rekem), zōx (Rekem), zǭx (Rekem) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: zeeje (Rekem), zēͅjə (Rekem), zi̯iə (Rekem), ən zijə (Rekem) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Duivinne [ZND B2 (1940sq)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ēŋ (Rekem), ɛ̄ŋ (Rekem), moer: mōr (Rekem), pul: pøl (Rekem), wijfje: wifkǝ (Rekem) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12