19658 |
wasgoed |
(de) strijk:
(strijk).
de strieck (Q012p Rekem),
bontgoed:
bont˃gōt (Q012p Rekem),
lijnwaad:
(ook vuile was).
lievend (Q012p Rekem)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [ZND m]
III-2-1
|
25487 |
waslokaal |
badlokaal:
badlokaal (Q012p Rekem
[(Zwartberg)]
[Oranje-Nassau I]),
douche:
douche (Q012p Rekem
[(Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
was˃vroͅu̯ (Q012p Rekem)
|
wasvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǫǝs (Q012p Rekem)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
dāmp (Q012p Rekem),
dààmp (Q012p Rekem),
zwadem:
zwāi̯əm (Q012p Rekem)
|
damp [ZND 33 (1940)] || Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30318 |
waterdorpel |
steen:
stęjn (Q012p Rekem),
vensterdorpel:
venstǝrdø̜lǝpǝr (Q012p Rekem),
venstǝrdǫrpǝl (Q012p Rekem)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
28141 |
watergalerij |
waterkelder:
waterkelder (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|
24273 |
waterhoen |
duikeendje:
IPA, omgesp.
dy(3)̄ək˂ēͅəntšə (Q012p Rekem)
|
waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
braggel:
bràgəl (Q012p Rekem)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
muər (Q012p Rekem)
|
de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|