22860 |
weddenschap |
wedding:
wedding (Q012p Rekem)
|
Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
wedevrouw:
weedəvrou (Q012p Rekem)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
weevəneer (Q012p Rekem)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
wē̜fkāmǝr (Q012p Rekem)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
gris stof (Q012p Rekem)
|
een grijze stof [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
21535 |
weegschaal |
waag:
ən wòx (Q012p Rekem)
|
weegschaal [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
25579 |
weegtoestel |
balans:
bǝlānas (Q012p Rekem),
waag:
wǭx (Q012p Rekem)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
18166 |
weer genezen |
weer gezond:
weer gezond (Q012p Rekem)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
ziej-brand (Q012p Rekem),
ziebraant
zīəbrà͂nt (Q012p Rekem)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēr (Q012p Rekem),
ps. letterlijk overgenomen.
wɛ̄r (Q012p Rekem)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer [ZND m]
III-4-4
|