19497 |
borstel |
borstel:
bōͅrstəl (Q012p Rekem)
|
borstel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
25615 |
borstel waarmee het brood wordt gewassen |
platte borstel:
platte borstel (Q012p Rekem)
|
Vraag N 29, 51 luidde: "Waarmee wordt het brood, nadat het uit de oven is gehaald, gewassen?" Op grond van deze vraagstelling kwam er een aantal opgaven dat duidde op een werktuig. Deze opgaven zijn in dit lemma opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''netborstel''. [N 29, 51]
II-1
|
17578 |
borstelig haar |
brosje:
broske (Q012p Rekem)
|
Borstelig haar (stekelhaar, pinhaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bors (Q012p Rekem),
ich hêb ein kaaw op te borst (Q012p Rekem)
|
borst [ZND 01 (1922)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33969 |
borstriem |
borstleer:
bǫrslē̜r (Q012p Rekem)
|
I-10
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
boͅrsroͅk (Q012p Rekem)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
broͅš (Q012p Rekem)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
boezel:
bozəl (Q012p Rekem)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fl"rəs (Q012p Rekem)
|
pleuris [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
pochetje (<fr.):
poͅšeͅtšə (Q012p Rekem)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|