e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diepzinnig diepzinnig: hè es deepzinnig (Rekem) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: bies (Rekem), bīēës (Rekem), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bies (Rekem), biəs (Rekem), ook in ZND 23, 009  bies (Rekem), dier: deer (Rekem), ook in ZND 23, 009  dēr (Rekem) beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: bats (Rekem), batsə (Rekem), Soms ook wel bil.  bats (Rekem), dij: dej (Rekem) dij [ZND 01 (1922)] || dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: diek (Rekem), dīk (Rekem), opgehoopte aarde  dīk (Rekem), opgehoopte aarde langs een gracht en ook de grachtkant zelf  diek (Rekem) dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dik worden opstijven: òpstĭĕvə (Rekem) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke neus dikke klomp: < lm. neus (spotnamen).  dikke klomp (Rekem) Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] III-1-1
dikke want pij: pejə (Rekem) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel dikke mantel: einen dikke mantel (Rekem, ... ), einen dikken mantel (Rekem), ejnen dikken mantel (Rekem), ənən dekə mantəl (Rekem, ... ) een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3
dinsdag voor aswoensdag vette dinsdag: vetten deensdig (Rekem) de naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag] [N 112 (2006)] III-3-2
dissel dissel: desǝl (Rekem), disselboom: desǝlbǫu̯m (Rekem), distelboom: destǝlbǫu̯m (Rekem) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13