24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
spruit:
chproet (Q248p Remersdaal)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
18918 |
lui |
strontsvuil:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
strondsvoel (Q248p Remersdaal),
vuil:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
voel (Q248p Remersdaal),
vōl (Q248p Remersdaal)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
rieke luj (Q248p Remersdaal),
rike lyë (Q248p Remersdaal)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
ook materiaal znd 28, 53 grof
beujeke (Q248p Remersdaal),
kwaken:
ook materiaal znd 28, 53 scherp
kwèke (Q248p Remersdaal),
schreien:
ook materiaal znd 28, 53 gewoon
chrèje (Q248p Remersdaal)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok loege (Q248p Remersdaal),
de klok lugə (Q248p Remersdaal)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
’t loegt a mès (Q248p Remersdaal),
’t lugt vər də me:s (Q248p Remersdaal)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
19029 |
luilak |
vuile duivel:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
voelen duvel (Q248p Remersdaal),
vuile, een -:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
vūlə (Q248p Remersdaal)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
goot loestere (Q248p Remersdaal),
goot lusteren (Q248p Remersdaal)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
20486 |
lusten |
gaarne haan:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
han gan (Q248p Remersdaal)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
33891 |
maanblind paard |
maandeblind:
mǭndǝblēnt (Q248p Remersdaal)
|
Gezegd van een paard met een periodieke oogontsteking, gewoonlijk om de maand of na twee maanden. Het paard is dan lichtschuw en het hele oog vertoont ontstekingsverschijnselen: een sterke traanafscheiding en een roodachtige kleur van de bindhuid. De kwaal is gewoonlijk na twee à drie weken geweken, maar kan zich ook periodiek herhalen en tot blindheid leiden. De naam maanblindheid houdt verband met de vroegere mening, dat deze kwaal maandelijks, bij het op- en afgaan van de maan, terugkeerde. [A 48A, 38a; N 8, 62p en 90v]
I-9
|