| 21264 |
motorfiets |
moto (fr.):
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motto (Q248p Remersdaal)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
| 18264 |
mouw |
hazesprong:
hāzǝšproŋk (Q248p Remersdaal),
hāzǝšprøŋk (Q248p Remersdaal),
mouw:
moew, muwke (Q248p Remersdaal),
moewe (Q248p Remersdaal)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
I-9, III-1-3
|
| 20122 |
muizen |
muizen:
moeze (Q248p Remersdaal)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
| 30091 |
muur |
muur:
mūr (Q248p Remersdaal)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
| 34013 |
naar links |
haar:
hār (Q248p Remersdaal),
haar-om:
hār ǫm (Q248p Remersdaal)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
| 34014 |
naar rechts |
hot-om:
hǫt ǫm (Q248p Remersdaal),
hut:
hȳt (Q248p Remersdaal)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
| 33881 |
nageboorte van het paard |
bed:
bęt (Q248p Remersdaal),
bɛt (Q248p Remersdaal)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
| 17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q248p Remersdaal)
|
[ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
| 21401 |
niks waard |
niks waard:
neks wèed (Q248p Remersdaal)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
| 23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q248p Remersdaal)
|
Elefant.
III-3-2
|