18027 |
snotteren |
snotteren:
snutere (L358p Reppel)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20639 |
snuiftabak |
snuif:
snûf (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
fijngemalen tabak || snuif
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snuit:
snű̄.t (L358p Reppel)
|
Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9
|
20664 |
soep |
sop:
In het kuukbook stònge de resepte van versjillige soppe
sop (L358p Reppel)
|
soep
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
een diepe schaal waarin men de soep opdient
soptri-jn (L358p Reppel)
|
soepterrine
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
voor kort mannenkous
zok (L358p Reppel),
streen:
voor korte mannenkous
streine (L358p Reppel)
|
Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
33222 |
sorteren met de hand |
uitrapen:
uitrapen (L358p Reppel)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
speken:
spęi̯.kǝ (L358p Reppel)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šęp (L358p Reppel)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spartele (L358p Reppel)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|