32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝ (L358p Reppel)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
ā.f˲zętǝ (L358p Reppel)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21387 |
unster |
pegel:
ne pegel (L358p Reppel)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛ̄rs (L358p Reppel)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelplag:
sjutelplagk (L358p Reppel),
schotelvod:
sjutelvod (L358p Reppel)
|
vaatdoek
III-2-1
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
store (fr.):
Dat kan op-of open worden getrokken
stoar (L358p Reppel)
|
zonnegordijn
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (L358p Reppel),
valə (L358p Reppel),
[~an]
vallen (L358p Reppel)
|
vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m]
III-1-2
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
zich spooie (L358p Reppel)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
rijzen:
rē̜sǝn (L358p Reppel),
ruizelen:
ri.zǝlǝ (L358p Reppel)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
det is nateerlek (L358p Reppel)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|